Hoofdlijnen van het nieuwe inburgeringsstelsel (1 januari 2022)
De inwerkingtreding van de Wet inburgering, die gepland staat op 1 juli 2021, wordt opgeschoven. Het streven is om de invoering van de wet met een half jaar door te schuiven, naar 1 januari 2022. Dit schrijft minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in november 2020 in een brief aan de Tweede Kamer.
De verplaatsing van de ingangsdatum neemt niet weg dat alle ketenpartners hebben uitgesproken zich onverminderd te blijven inzetten voor de voorbereidingen van de implementatie en te investeren in de ketensamenwerking.
Iedereen doet mee, het liefst via betaald werk en daar moet de inburgering aan bijdragen. Dat is waar de inzet van de inburgeraar, de overheden en andere (maatschappelijke) partners op gericht is. Om deze doelstelling te bereiken wordt inburgering gepositioneerd als onderdeel van het brede sociaal domein. De regierol van gemeenten over de uitvoering wordt vastgelegd in de wet.
Het nieuwe stelsel zet in op een doorlopende lijn vanuit de opvang. Met taal vanaf dag één en het programma ‘’Voorbereiding op de inburgering’’ wordt hier in het AZC mee begonnen. De regierol van gemeenten in deze doorlopende lijn begint met een brede intake. Leren en participeren gaan hand in hand en beide aspecten worden in een persoonlijk plan opgenomen. Gemeenten krijgen de taak om alle (bijstandsgerechtigde) asielstatushouders verplicht te ontzorgen gedurende zes maanden. Dit helpt deze inburgeraars om de focus bij aanvang van de inburgeringstermijn bij inburgering en participatie te leggen.
Er zijn drie leerroutes in het nieuwe stelsel:
- Onderwijsroute: gericht op het behalen van een Nederlands schooldiploma voor een goede startpositie op de arbeidsmarkt. Na een taalschakeltraject worden jonge inburgeraars daarom zo snel mogelijk doorgeleid naar een Nederlandse opleiding.
De doelgroep van de nieuwe Wet inburgering blijft ongewijzigd ten opzichte van de huidige Wet inburgering: net zoals in het huidige inburgeringsstelsel zijn vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning voor een niet-tijdelijk doel inburgeringsplichtig. Dit zijn zowel asielstatushouders en hun familie- of gezinsleden als gezinsmigranten samen met overige inburgeringsplichtigen.3 Het te volgen inburgeringstraject van beide groepen wijkt op onderdelen af, wat verderop in deze brief wordt toegelicht.
Regie gemeenten vanaf opvang
Een tijdige start van de inburgering (één van de vijf principes) is cruciaal om het gestelde doel te bereiken, namelijk dat inburgeringsplichtigen vanaf dag één meedoen in de maatschappij. Voor gezinsmigranten is het startpunt van inburgering het basisexamen inburgering buitenland. Voor asielstatushouders kan de voorbereiding op de inburgering in het AZC starten onder andere door deelname aan het programma “Voorbereiding op inburgering’’. Om dat te regelen wordt de aanbodplicht voor het programma door het COA wettelijk verankerd. Op het AZC kan al worden begonnen met de inburgering in de gemeente, mits de brede intake is afgerond en het persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP) is vastgesteld.
Brede intake en persoonlijk Plan Inburgering en Participatie
Daar waar mogelijk wordt in het AZC al gestart met de afname van de leerbaarheidstoets. Uit de leerbaarheidstoets blijkt welk taalniveau de inburgeraar kan halen binnen de inburgeringstermijn. Vervolgens sluit de route aan bij het vastgestelde niveau uit de leerbaarheidstoets.
Gemeenten stellen een PIP op voor de inburgeraar. In dit persoonlijke plan wordt een op maat gemaakte route naar inburgering en participatie vastgelegd door de gemeente. Elementen zoals de brede intake en het PIP inclusief de begeleiding door gemeenten dragen positief bij aan het kernprincipe ‘snelheid’ waarmee inburgeringsplichtigen hun inburgeringstraject doorlopen. In ieder geval binnen de gestelde termijn van drie jaar, maar het liefst sneller.
Zowel de termijn waarbinnen het PIP moet zijn vastgesteld als de termijn waarbinnen geschakeld kan worden tussen leerroutes wordt in lagere regelgeving vastgelegd.
Ontzorgen van asielstatushouders
De ISZW ziet dat asielstatushouders die nieuw in de gemeente komen om diverse redenen nog niet financieel zelfredzaam zijn, ongeacht of ze hoger of lager opgeleid zijn. Gedurende de eerste maanden is het inkomen nog instabiel. Asielstatushouders hebben dan vaak te maken met nog lopende aanvragen voor uitkering en toeslagen. Maar ook daarna hebben veel asielstatushouders problemen met onvoorziene uitgaven en overgangssituaties. Asielstatushouders zijn ten opzichte van andere kwetsbare groepen extra kwetsbaar als gevolg van een aantal factoren zoals taal, cultuurverschillen, trauma’s en een beperkt sociaal netwerk. De ISZW ziet dat vooral in het begin intensieve begeleiding nodig is om asielstatushouders op weg te helpen.
Op het vlak van ontzorgen kiest het kabinet voor een uniforme invulling waarin voor bijstandsgerechtigde inburgeringsplichtigen door de gemeente zes maanden de huur, de premie voor de verplichte zorgverzekering en de voorschotten voor de rekeningen van gas, water en licht worden betaald vanuit de bijstandsuitkering. Hiermee wil het kabinet voorkomen dat er schulden ontstaan op de vaste lasten. Daarnaast moet het ontzorgen bijdragen aan snelle start van inburgering en integratie in onze samenleving.
Vanaf dit voorjaar verplicht inburgeren voor Turkse asielstatushouders
Nieuwsbericht | 10-04-2020 | 15:19
Per 1 mei worden Turkse nieuwkomers met een asielstatus verplicht om de Nederlandse taal te leren en kennis op te doen over de Nederlandse samenleving en arbeidsmarkt. Zij moeten straks met succes het inburgeringsexamen afleggen om een permanente verblijfsvergunning te krijgen. Dat schrijft minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer. Het kabinet wil Turkse asielstatushouders zo eerder de kans geven een goede start te maken in ons land. Onlangs maakte het kabinet al bekend dat bij de invoering van het nieuwe inburgeringsstelsel, naar verwachting op 1 juli 2021, alle Turkse nieuwkomers verplicht worden om in te burgeren.
De inburgeringsplicht voor Turkse nieuwkomers valt samen met de ontwikkeling van een nieuw inburgeringsstelsel. Dat treedt naar verwachting op 1 juli 2021 in werking. Tussen 1 mei en de invoering van het nieuwe inburgeringsstelsel zijn alleen Turkse asielstatushouders, hun nareizigers en hun gezinsleden verplicht om in te burgeren. Turkse gezinsmigranten en overige migranten blijven tot de invoering van de nieuwe inburgeringswet uitgezonderd van de inburgeringsplicht. Onder de huidige wet- en regelgeving kunnen die twee groepen mensen namelijk alleen verplicht worden om in te burgeren als er genoeg ruimte is voor maatwerk in het inburgeringstraject. Dat is in het huidige inburgeringsstelsel niet voldoende het geval, maar in het nieuwe stelsel zal dat veranderen. Dan krijgen inburgeraars bijvoorbeeld een persoonlijk inburgeringsplan met aandacht voor hun persoonlijke situatie. Vanaf de invoering van het nieuwe inburgeringsstelsel kunnen daardoor alle Turkse nieuwkomers verplicht worden om in te burgeren – asielmigranten, gezinsmigranten en overige migranten.
Turkse nieuwkomers krijgen daarmee dezelfde verplichtingen als migranten uit bijvoorbeeld Marokko, Zuid-Afrika of India. Inburgeren is een belangrijke manier voor nieuwkomers om hun weg te vinden, de taal te leren en via werk, stage of vrijwilligerswerk mee te doen aan de maatschappij. Inburgeraars volgen taallessen en leren over de Nederlandse maatschappij en arbeidsmarkt.
Tot 1 mei zijn Turkse asielstatushouders die naar Nederland komen niet verplicht om in te burgeren. Zij kunnen ervoor kiezen dat wel te doen, en hebben dan dezelfde rechten en plichten binnen het inburgeringsstelsel zoals die ook gelden voor andere asielstatushouders. Vanaf 1 mei vervalt deze optiemogelijkheid.